Ik heb
visnetten over mijn veld en
een bewaker met bijtende honden
sinds er windslijm woont
in mijn tulpen, mijn goud
dat een half grachtenhuis waard is
of vijftien jaar loon
per bol
o mocht ik maar
de dievenhanden afhakken
en hun ballen tentoonstellen
op sterk water
in de vlammende kleuren
van het gestolen slijm
waar alleen de wind van weet
nee, niemand
niemand weet
hoe de tulpenziekte heet