Het gras, ik weet het nog
het gras waarin jij lag
te lachen naar mijn lach
de tijd verstrijkt, maar toch
jouw bloemen bloeien nog
ze geuren heel de dag
Wanneer kom je weer, kom je weer?
Je hoeft hier niets, je hebt hier rust
en ik maak klaar wat jij graag lust
Kom je gauw een keer?
Wanneer, wanneer?
Zo vredig kan het zijn
een paartje op het plein
de merel in de weer
met takjes en een veer
een roze luchtballon
voorbij de avondzon
Wanneer kom je weer, kom je weer?
Je hoeft hier niets, je hebt hier rust
en ik maak klaar wat jij graag lust
Kom je gauw een keer?
Wanneer, wanneer?
De krant is uit, het huis is schoon
ik wik en weeg de telefoon
er is niet veel te zeggen, maar
ik ben een goede luisteraar
Kom je gauw een keer
kom je gauw een keer
kom je gauw een keer?
Wanneer, wanneer?
Ik ga hier weg, ik pak mijn tas en sluit de deur
dag blauwe brievenbussen aan het holle pad
dag gele brem met je betoverende geur
dag bank waar opa appel altijd zat
te overpeinzen wat hij nog beleven kon
door mee te reizen met de ondergaande zon
Ik ga nu weg, ik ga nu weg
Ik voel de wind, maar waar waait die naartoe?
ik wil gelukkig zijn, al weet ik nog niet hoe
ik voel me sterk genoeg, ik ben niet bang
om te ontdekken waar ik naar verlang
Vandaag begint mijn nieuwe leven, volgens plan
een kamer vind ik wel, een baantje ook, en dan
begin ik zeker weer te groeien, want dat gaat
niet in dit dorp met eindeloos dezelfde praat
waar iedereen en alles blijft zoals het is
ik sluit me echt niet op in die gevangenis
Ik ga nu weg, ik ga nu weg
Ik voel de wind . . .
Alsof ik weer examen doe, het voelt zo raar
hier boven op de bank van opa appel, waar
ik afscheid zit te nemen, in de verte kijk
naar ergens aan de horizon de buitenwijk
de drukte van vertier en vrienden, dag en nacht
het nieuwe, onbekende, dat daar wacht
Ik ga nu weg, ik ga nu weg
Ik voel de wind . . .
Ik voel de wind, ik ga op weg, want ik wil meer
alleen gelukkig kom ik hier misschien ooit weer
Met een gebogen hoofd zwoegt Pilar
door het zand, ze heeft gespeeld
langs de rand, waar het water wit is
van schuim, dat komt en terugstroomt
veel verder dan ze kijken kan
Mama weet het meteen
Pilar, waar zijn je schoenen?
Vertel, waar heb je ze gelaten?
Hier Mevrouw, kijk, ik heb ze
Weet u, ik heb ook zo'n meisje
maar ze is ziek, ze heeft koorts
en koude voeten, we hebben geen geld
om schoenen te kopen, en ineens
had ze deze roze schoentjes aan!
Drie vrouwen luisteren mee
ze slaan hun zakdoek uit
wanneer Pilar haar hoepel geeft
haar emmer met de schep
In de ogen van het kind
lees ik wat het van mij vindt
het ziet of raadt hoe fijn
dromend ik een leeuwin wil zijn
machtig groot in raad en daad
elke dag opnieuw paraat
wilder dan de wijde zee
stormend met de winden mee
door het oerwoud, de woestijn
springend over elk ravijn