Zywa
Liedloos Lied
Werd ik gewekt
door rammelende emmers
als tikkende regen
tegen het brullen
de fluitende inademing
en de mijmerende zuchten
van het orgelmonster?
Kromme pijpen blazen me
de ruimte in, alles verschuift
tot ik geen houvast meer heb
en mijn lichaam in trance
oplost tussen wringende klanken
Compact als een schotel
zwenk ik steeds zwaarder
door octaven ruimtepuin
met ingehouden adem
uitziend naar het verlossende
licht van de eeuwig verre
zwaartekracht die me
smelten en verbranden
zal als ik er ooit aankom
Valse sirenenzang lokt me
met harmonieën waarin
het dashboard oplicht
mijn gedachten weer helder
om een koers te bepalen
en weg te gaan
van deze depressie
alsof er bestemmingen zijn
Hoop en verlangen
buitelen door de sterrennevel
als het klaterende water
uit de bronnen van de Moldau
Het monster brult weer mee -
om gek van te worden
uit elkaar te spatten
en in brokstukken uiteen
te drijven, tikkend
tegen de stilte
als het einde van een bui
Maar na de rust rollen er massa's
torenhoog overheen, steeds
zweef ik
tussen droom en daad
Slapeloos
brabbel ik nog wat
wadend in berusting
Liedloos