Zywa
Nanacht
De soldaten komen
plotseling, ze schieten
de straten leeg, wij
vechten niet, we schuilen
en kruipen door de kamers
We verbergen ons
doorstaan de aanval, bang
te sterven, we dromen
van dood en ellende
Smeulend wordt het stil
Slierten rook, honden
ruiken aan buiken
likken aan lippen
aan koud braaksel
in de goot, een gouden ring
licht op tussen torren
de wind slaat een deur dicht
Kruitlucht en stank
Bij zinnen komen
Tijd om op te ruimen
te laat voor boosheid
Alleen nog het laatste
woord over de doden
dat hun geen recht doet
en dat nooit zal kunnen
|