Zywa
De eerste keer
Toen het kind buiten speelde
zonder mama en papa
zonder wie dan ook, zelf
met een bij en de pluis
van een paardenbloem
ja paarden waren er ook
verderop in de wei
zei het hardop tegen de liefde:
Wat zijn we toch veel!
Verrukt om zich heen kijkend
met een diepe zucht
zonder verlangen naar iets
dat er niet was, riep het kind
met wijde armen: Ja!
De paarden spitsten hun oren
en inderdaad, de liefde was er:
ze voelden haar in hun hoeven
ze ademden haar in, en uit
en heel hun huid ging gloeien
Opgetogen keken ze elkaar aan
Voel je, voel je het? snoof zij
Ja het is heerlijk, hinnikte hij
Het is geweldig! briesten
en stampten ze allemaal
De veulens huppelden om hen heen
Voor hen was het de eerste keer
|