Betovergrootoma, waarom
gingen jullie weg uit het waterland?
Was er te weinig plaats voor jullie
vee tussen de volle akkers?
Wat waren jouw dromen? Dun
zijn de mijne, als doorschijnend dons
Mijn bed is hard, ik sjouw
water en brandhout
en de mannen moeten zo nodig
op strooptocht, er kookt onrust
in het bloed van mijn zonen
Als ze maar heelhuids thuiskomen
met een gram goud voor het gevaar
van de belofte van het land
waaruit honger jullie verdreef
De glans van hun zwaarden
geronnen, dikke muren bedwongen
steden en koningen, wie weet
dat het struiken waren, grotten
en hutten, dorpshoofden, de buit
wat vee en een paar meisjes
Geen land van koeien en tulpen
waar het gras altijd groen is en zoet
de honing van de jonge jaren
toen je woonde in het paradijs
Gedicht 478 Amsterdam, 2015-10-04 Denkend aan Sarai, die van Ur aan de Eufraat, via het noordelijke Tweestromenland, naar Gosen aan de Nijl ging, de drie paradijselijke streken voor nomaden Trektocht door Edom, onder leiding van Jozua Bundel:Uit Heilige Boeken [1] Trefwoord:Toekomst: wens Trefwoord:Bijbel^