Zywa
Het Beest
Voorgoed is de berg gevangen
in de wurggreep van de slang
en ook de stad, het hele land
Langs de zee zwiept haar staart
met donderslagen kraters hellevuur
de aarde in, ze brult en giert
's nachts doodsangsten in onze adem
ze verbrijzelt onze sprinkhaankoppen
op de keien, stuk voor stuk voor stuk
Ze lust me niet, ze eet alleen
het land waarop ik leef, ze omsluit
en bedwelmt me als een kakkerlak
die steeds terugglijdt in de fles
en niet ontsnappen kan uit dromen
van verloren vrijheid en de dorpen
weggewalst en glad geveegd
door haar lange slangenbuik
Er is geen land meer voor de doden
Onder onze bedden liggen ze begraven
Zeg me, hoe kan ik zo slapen
wachtend op een wonder
wachtend op de dood?
|