Zywa
De overkant
Als kind had ik naar de overkant
kunnen lopen, het ijs was dik genoeg
voor mij, maar ik hoor hier, kijkend
naar de oevers en het water
de plankpeddelaars, de ganzen
en 's zomers de bommen
van schreeuwende vakantiekinderen
Ik ken de jongen met stille groene ogen
de anderen die bij de boom blikbier
drinken, in het kanaal plassen
pizza halen en kussen met kauwgom-
meisjes die op een scooter zijn
gekomen om met elkaar te praten
en plezierd en bewonderd te worden
Soms vertrekt er een dikke sloep
met dikke kussens, blije mensen
en witte ballonnen, soms vaar ik
in een zijspan mee, dan kijk ik
met een lange nek over het bolle
wegdek van de brug en wandel ik
in gedachten naar de overkant
|