Zywa
Jass
De huizen gestapelde, de trams rijdende
aquariums, stillevens voor elkaar
uitgelicht in de voornacht en ertussenin
staan agenten te wachten, jonglerend
met knuppels want het is kermis in de stad
in ondergoed lonken helden en godinnen
in lichtbakken bij de haltes naar verlangen
dat geen namen nodig heeft
het jazzt in de stad
de tram glijdt langs
de kamers van kleine uren
vrije tijd: een vrouw in badjas
laat zich kammen, aan een tafel
kussen twee monden
over volle glazen heen
om de hoek waait romantische muziek
en de rest is te raden
het jazzt in de stad
de tram rijdt langs, huis na huis
zwemmen de kamervissen mee
in de grote glazen bak van mijn ogen
een orgie van zwaaiende staarten
en onophoudelijk kussende monden
|