Alleen nu, 's nachts, kan ik knielen
op de Rots van Bereidheid
in witte kleren, de verkeerde kleren
open en bloot onder de sterren
geen wierook en geen gordijnen
Het is de heilige dag, waar bent U?
En waar was U toen? Gehuld in een stilte
tijdens de storm, achter de hemelse legers
die niet gekomen zijn?
Waar bleef de stralende wolk
om Uw koning te omkransen?
Keken Henoch en Elia toe?
Ik beklaag me aan de muur
als een kind dat vergeefs vraagt
om eten of een aalmoes, vergeef mij
Uw barmhartigheid neemt allen op
die hun naakte leven gaven, maar
U antwoordt niet, U let niet op mij
En toch: Help mij, help ons, doe ons recht
laat ons weer Uw mooiste sieraad zijn
laat Uw licht van mijn gezicht stralen
Gedicht 489 Amsterdam, 2015-10-13 Jaar 71: Hogepriester Jakob, de zoon van Kleofas, bidt op Jom Kippoer op de "Rots" ("Kefas" = "Petrus"), dat is de top van de berg Moriah in Jeruzalem, die in het westen een grote muur heeft die later in gebruik kwam als de Klaagmuur Bundel:Uit Heilige Boeken [2] Trefwoord:Godsdienst: gebed Trefwoord:Bijbel^