Dit jaar vertellen de karavanen
dat de Grote Koningin met grote eer
begraven is, ach mama
zonder mij
Dit jaar vertellen de karavanen
dat de Zonnekoning ziek is
zijn vrouw ook, en men fluistert
dat de goden hen straffen
dat zij maar mensen zijn
dat iedereen weet wat er komt
van inteelt, o broertje
o mijn lieve zus, wat hard
is jullie lot, de Zon staat te hoog
te ver van onze familie, ook hier
in het tussenland waar ik ben
blijven steken met de repatrianten
Dit jaar vertellen de karavanen
dat de Zon is verbannen
uit de naam van de koning
dat hij bleek en koortsig is, met een klomp-
voet en de ruggengraat van een slang
die zich vooruit duwt met een stok
Mijn neefje – ik ken je niet, men zegt
dat je even mooi bent als Nefertiti was –
ik bid de hemel zich over jou te ontfermen
Dit jaar vertellen de karavanen
dat de koningin-weduwe alleen nog
haar grootvader heeft om mee te trouwen
De koning van het noorden geeft geen antwoord
op haar brief, haar verzoek om een man naast haar
op de troon die niet te redden is
Gedicht 543 Amsterdam, 2015-12-31 1338 vC Koningin Tieje overlijdt; zij is de moeder van Mozes (Tuth-mosis) 1334 vC Zonnekoning Echn-Aton, de broer van Mozes, overlijdt 1330 vC Farao Tuth-ankh-Aton, de neef van Mozes, verandert zijn naam in Tuth-ankh-Amon; Nefertiti is hun halfzus 1323 vC Ankh-es-en-Amon, de vrouw van Tuth-ankh-Amon en de kleindochter van zus en broer Tieje en Eje, schrijft aan koning Sjoepieloelioema (Šuppiluliuma I) van Hatti: "Mijn man is gestorven en ik heb geen zoons. Van u wordt gezegd dat u veel zonen hebt. U zou mij een van uw zoons kunnen schenken als echtgenoot. Ik zou niet met een van mijn onderdanen willen trouwen." Bundel:Uit Heilige Boeken Mijn Thuis Trefwoord:Weemoed Trefwoord:Bijbel^