Zywa
Stiefmoedertje
Zwervers zijn de sprookjes van de stad
slecht vermomde gevaren, grijnzende
tanden boven mijn kinderwagen
Waarom doen we daar niets aan?
Ik heb me zo geoefend in gewoon
aardig zijn als een viooltje
sterk en onaangedaan
door stormen van wonden
verliefdheid en verzet
ik heb me zo geoefend in glim-
lachende gedachten
maar een kind, mijn kind
laat ik geen pokdalige pad of
landlopende koningszoon kussen
hoe waar het ook is
dat boze feeën, oude koninginnen
heksen, hongerige reuzen en wolven
alleen maar mijn angst zijn
voor lege, uitgeputte liefde
Alleen maar mijn angst zijn
|