Zywa
Overal want nergens
Mager, handen ruwe huid
een schorre groet met gaten
tussen mijn zandknarsende tanden:
iemand om van te schrikken
Ik ben overal want nergens
mag ik zijn, geef me schoenen:
zolang ik loop leef ik
Noem me Job, ik geloof
niet dat God me zal redden
uit de onderwereld
waar het 's winters warm is
tot midden in de nacht
de deuren sluiten. Of ik hoop
wakker te worden uit de kou
weet ik niet, misschien
doe ik wat jij doet en duw
ik het naar de toekomst
Dan bestaat het niet
|