De kinderen zijn mijn pijn
mijn ingehouden liefde
nu ik weet hoe
Ik was zelf zo'n kind, tien jaar oud
kwam ik in het gesticht, ongewenst
en onwetend hoe
Tot mijn broer me vond
tussen de kleuters van mijn klas
en mij vertelde hoe
37 was ik toen ik familie kreeg
die ik vroeg om onderdak
maar zij wisten niet hoe
Ik bleef hier en werd oud
verpakt in blaadjes vouwpapier
verzwijgend hoe
verstikkend mijn leven is
niemand strijkt de vouwen glad
niemand weet hoe
Regina de Kok, 26 jaar (intrede)
Gedicht 716 Amsterdam, 2016-07-06 Zuster Euphrasie Anna D, de moeder van Regina A dK (1895-1980), wordt ziek in 1904; met haar halfbroer Frans (1901-1982) wordt Regina 2 jaar in een pleeggezin geplaatst en daarna gaat ze naar de kostschool van het klooster van de heilige Vincentius van Roeslare, waar ze intreedt in 1921 en werkt als kleuterleidster Bundel:Hangende regen Trefwoord:Verdriet: Opgedragen aan:Regina A dK