Het heeft allemaal geen zin
de mannen voeren geen oorlog
Ze zijn te oud en te wijs
ze blijven verstandig
Er verandert niets
Het gevaar blijft maar hangen
Waar is toch de hartstocht
de heftige verliefdheid
op elkaars verflauwende ogen
bij het gutsen van het bloed?
Ze kunnen elkaar niet eens zien
alleen bij helder weer de torens
van de stad en de rookpluimen
boven het kamp van de vijand
die met bravoure op pad gaat
om vissers en herders te beroven
Alles van waarde uit de dorpen
huisraad en gezonde meisjes
verschepen ze naar helers
in neutrale havens
De handel maakt hen rijk
Het beleg kan later wel, de noodzaak
om door te breken is immers de laatste
hoop en vrees
om roem te vergaren of te verliezen