Zywa
Eindspel
Veertig, mijn lichaam vlamt weer
even, misschien nog een jaar of zes
De klieren in mijn borsten stuwen
mijn verlangen, ik stuiter
met grote ogen tussen fatsoen
en handtastelijkheid, struikel
over scheve stoeptegels
spiedend naar een kans
Waar is mijn man
nu ik hem nodig heb
om me de kleren van het lijf te rukken?
Ruikt hij niet dat hij bij mij moet zijn?
Het voorspel van mijn wikkelrok
een opgetrokken been, het wenken
van mijn half verscholen vlinder en
de belofte van mijn poederdons
|