Zywa
Zeniet
Ik dwaalde door het dorp in het bos
van dicht opeen staande stammen
en hoorde dat het geen bos is
maar een boom, ik dronk zoete thee
onder de opgebonden luchtwortels
en het dichte bladerdek daarboven
De vrouw met wie ik sprak, lachte
om mijn verwondering, nam mijn hand
en leidde me naar het midden
waar onze overgave de stam omvatte
die te dik was voor vier gestrekte armen
De rode linten raakten ons hoofd
Terug op het terras aan de rand
waar de jonge stammen in het meer
een levende luifel vormen
zagen we een vlucht papegaaien
De vogels schreeuwden ons toe
Geen Gorgen, riepen ze elke keer
dat ze langszwenkten in de felle kleuren
van hun boodschap: Geen Gorgen!
Zeniet!
|