Ziek werd hij achtergelaten
in een grot opgemaakt als nest
met dadels, vijgen, in leren zakken
ook water en wijn, licht en donker
emmerbier, siroop, brood, boter, kaas
en schapenvlees, alles klaar gezet
en hangend rondom zijn hoofd
In de heerlijke geur van harsen
lag hij daar als in een graf
en de maan waakte over hem
Na drie dagen stond hij op
uit zijn dromen en zijn tranen
Hij ging op weg over de bergen
waar geen bomen groeien
prins Lugalbanda
die het adelaarsjong met de leeuwenkop
versierde met randen kohl om de ogen
en geurige takjes van de witte ceder
op het hoofd, en rondom het kuiken
schikte hij het vette schapenvlees
dat hij gezouten had, en hompen
brooddeeg gemengd met honing
De Stormvogel beloonde hem
met de kracht om onvermoeibaar
en snel als zeven stormen
te rennen, als de zon
in zijn baan aan de hemel
Gedicht 2361 Amsterdam, 2019-07-16 Soemerische verhalen uit de 21ste eeuw vC:
"Lugalbanda in de Berggrot" "Lugalbanda en de Stormvogel" (Anzûd) Bundel:Lilith's Krachten Trefwoord:Held(in)