Het is een stille intocht
onder het juk van berusting
en beleefdheid om werk, een huis
en een toekomst te vinden
Je zoekt elkaar op
de vertrouwde klank van de woorden
geeft in het nieuwe land een band
als broers en zussen, opgegroeid
met dezelfde gewoonten
en dezelfde verhalen
Sommigen willen voor altijd blijven
anderen zolang het nodig is, ze wachten
in dienst van anderen
De tijd verstrijkt langzaam
maar een van hen heeft succes
Jozef, het onloochenbare symbool
van een goddelijk plan -
de elfde zoon, achteraf gezien
natuurlijk de lieveling van de aartsvader
die misschien wel van hem heeft gedroomd
Gedicht 3760 Amsterdam, 2021-04-27 Jozef is een nakomertje (Genesis 37) Geen Uittocht (Exodus) zonder Intocht Handelaar Joeja was adviseur van de farao's Thut-mosis IV (1397-1388) en Amen-hotep III (1388-1351). Hij was een immigrant in Egypte, woonachtig in Akhmim (Opper-Egypte) aan de Nijl, stroomafwaarts van de koningsstad. Gezien de schrijfwijze van zijn naam was hij waarschijnlijk dezelfde persoon als Jozef, die later als elfde zoon toegevoegd is aan de stamboom van Jakob. Joeja was getrouwd met Toeja (Anath), een Egyptische edelvrouw. Hun dochter Teje (geboren 1398) werd koningin in 1388, als vrouw van Amen-hotep III, en hun zoon Eje (geboren 1376) werd farao in 1323, als man van Ankh-es-en-Amon. Bundel:Uit Heilige Boeken [1] Trefwoord:Succes Trefwoord:Bijbel^