Hij was nieuw hier, jong
geen bedreiging, hij mocht
wel een handje helpen
Om te overleven moest hij
zichzelf waard zijn en in dit land
de mensen leren kennen
Er was geen pad voor hem uitgestippeld
Niemand verwachtte iets van hem
Al gauw begon hij een eigen zaak
Hij werd rijk van de domheid
en het eigenbelang van de regenten
Hij kocht overtollige oogsten op
en bouwde dure schuren
om het voedsel te beschermen
tegen regen en ongedierte
Onmisbaar was hij, een autoriteit
die de dynastie versterkte
Zijn dochter werd Koningin
Gedicht 3774 Amsterdam, 2021-05-01 Jozef legt voorraden aan (Genesis 41) Handelaar Joeja werd adviseur van de farao's Thut-mosis IV (1397-1388) en Amen-hotep III (1388-1351). Hij was een immigrant in Egypte, woonachtig in Akhmim (Opper-Egypte) aan de Nijl, stroomafwaarts van de koningsstad. Gezien de schrijfwijze van zijn naam was hij waarschijnlijk dezelfde persoon als Jozef, die later als elfde zoon toegevoegd is aan de stamboom van Jakob. Joeja was getrouwd met Toeja (Anath), een Egyptische edelvrouw. Hun dochter Teje (geboren 1398) werd koningin in 1388, als vrouw van Amen-hotep III, en hun zoon Eje (geboren 1376) werd farao in 1323, als man van Ankh-es-en-Amon Bundel:Uit Heilige Boeken [1] Trefwoord:Succes Trefwoord:Bijbel^