Waar blijven de vermomde goden?
Ik wacht in de branding
op het hemelse genot
waarvoor ik besta
Verlangen schuimt
tussen mijn benen
waar mijn hart klopt
om aangeraakt te worden
door vreemde handen
die me uit laten stromen
in de wereld, een oceaan
van zon en maan, eb en vloed
wit van zoetzilte vlokken
die de kusten bevruchten
met mijn onsterfelijke ziel