Dreunende donder, de wereld beeft door hemelse hand, stormlucht schudt de aarde Verterend vuur omhuld door zwaarzwarte rook vanaf verder dan zichtbaar is slaat de aarde in, brandt een anker in haar kern Is dit de dag van toorn, nu het uur, het breken van de zegels, het zieden van de winden, het bonken van de harten? Als oorlogspaarden druisen zwermen sprinkhanen uit de rook, ze briesen zwavel, steken als schorpioenen stormen vooruit en slaan de trom Stop
Kolkend heet pulseert de zon als het hart van ons leven vonken spatten op de aarde Dreiging teistert de mensen strijd breekt door de beeldschermen heil en doem slaan om zich heen leggen grafstenen van zwarte lava Uit brommende dieptes ontsnapt een geest uit de fles, het water brandt breed onder zijn hoge vlam die ontploft tot een superzon die schreeuwend de hemel vult en tollend de aarde verschroeit Einde en Begin