Vechten is kermen en zwaarden losrukken van de lijken, natte sandalen, rode voeten gewassen in bloed, en dat het uren duurt om 's nachts plein en paleis schoon te spoelen en dan toch nog de stad uitgejaagd worden Vechten is kerende kansen niet opgeven, maar een list verzinnen, een houten paard een Münchhausen of tunnel met honderden door de schacht naar de waterburcht binnentrekken in de gesloten koningsstad Vechten is steeds opnieuw aanvallen, schreeuwen, houwen en klauwen als leeuwen over groeiende bergen doden, want het is nabij ook al trekken we ons terug het is nabij zolang we leven
Hoe staan de sterren daar in de nachthemel boven de stadsmuur en het geschreeuw van de strijders op het plein? Hier is het rustig, we vallen in slaap maar mijn lief hoort de dolkmannen komen en roept ons wakker: Nabij! de overgave van de stad is nabij! De Leeuw omhelst hem innig voor de ruiters hem omsingelen verminken en meenemen De strijders vluchten, vechten zich dood in de engte bij de bron Het was nabij, het is voorbij Ik heb geen thuis meer alleen schuilplaatsen in de nacht Mijn lief, wat zullen ze je aandoen waar ben je, waar is het oordeel dat jou bevrijdt?
Er verdwijnen mensen in het donkere bos van het nieuwe begin achter de moerasdood waar niets anders is dat je aan het denken zet Is bijziendheid genoeg? Rondom zijn ver en nabij de bomen altijd hetzelfde verleden en de toekomst ligt verborgen in kinderen die niets weten dan wat hun wordt verteld Pas op je woorden want er verdwijnen mensen in het donkere bos