Een bevrijding moet je doen
en je moet geluk hebben, zoals wij
wegtrekkend onder het teken
de rookpluim, een vuurkolom in de nacht
hopeloos klem raakten
tussen het leger en de scheidingszee
we werden bang, wilden niet sterven
en liepen door, het water stond laag
het viel bijna droog – vooruit, verder
naar de overkant
Bij dageraad kwamen de strijdwagens
achter ons aan, de steile oever af
met ruiters en lansiers, opgetogen
ons te hebben ingehaald en belust
te moorden en te verkrachten
maar tot onze verbazing verraste
het water hen, een vloedgolf, snel
en hoger dan ooit, verzwolg hen
Mirjam nam de trommel
de vrouwen dansten en zongen
Oeloe oeloe oeloe oeloe
we leven! we leven!
we zijn ontsnapt!
na al die jaren
hebben we het gedaan!
Jozefs botten rammelden van blijdschap