Jij vraagt wie ik ben, je zoekt
de kleur van mijn ogen
wat ik onder de leden heb
de staat van mijn verleden
Bij gebrek aan feiten speur je
naar sporen, wijzende woorden
plaatsen van belang, liefst levende
mensen die stukjes leggen
aan mijn portret, want ik ben
gecamoufleerd door naamgenoten
Je wilt niet posten voor mijn deur
niet proberen of ik het ben
die op school de verhalen leerde
van het joodse volk en God op aarde
die dode talen leerde, en kritiek
(onderscheid kunnen maken)
die over het glinsterend pantser las
het rood paleis, zand voor de kust
en dwaze bijen - alles hemels
en vergeefs, versnipperde verhalen
omdat het anders fictie wordt
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
altijd in de steigers, geknot en afgeschot
Lees maar, er staat wie wij zijn, wie ik ben