Het is niet gezellig
in mijn lijfhuis, zwetend
op bed strek ik me wijd uit
tot een X
(waarde onbekend)
om af te koelen
maar er staat geen wind
en de lucht is vochtig
van verdriet om mijn lot
en van angst dat dit het laatste is
wat ik nog vol kan houden, dat
het daarna te erg zal zijn
(ik weet niet precies wat –
soms is het te donker
dan weer schijnt het licht te fel)
Ik heb ruimte en adem nodig
om te strijden, ik ben een krijger
in mijn hoofd en mijn buik
omsingeld, ingesnoerd
en verstikt, lucht genoeg
maar niet voor mij?
Steken en krampen
om het gevaar, de gong gaat
(voor een nieuwe ronde)